Ik snap wel waarom ze Hertzberg een racist noemen
Nieuws door
Het gebeurt niet vaak dat er zo veel commotie ontstaat om een kunstwerk in de publieke ruimte. Na haar onthulling op Rotterdam centraal is het bronzen beeld van de gewone zwarte vrouw op Nikes onderwerp van discussie in de kranten, op tv en natuurlijk sociale media. Voor mij is het niet zozeer het kunstwerk zelf als de reacties erop die de afgelopen twee weken kosteloos in mijn hoofd hebben geleefd. Specifiek een reactie vond ik tenenkrommend. Die van Rosanne Hertzberger in de NRC, die het kunstwerk niet alleen saai en onoprecht noemde, maar het ook zag als een aanslag op de meritocratie.
Bang om haar privileges te verliezen?
Meritocratie is het idee dat iemand op basis van verdienste een status bekleedt. Iemand die net een masterdiploma strafrecht heeft ontvangen gaan we natuurlijk niet meteen aanstellen als rechter. Zij hebben zich nog niet kundig getoond en moeten hun strepen nog verdienen. Zo vindt Hertzberger ook dat de gewone zwarte vrouw van het kunstwerk ook niets heeft gedaan om een standbeeld verdiend te hebben. Als iedereen een standbeeld krijgt, hoe maak je dan nog een onderscheid tussen de mensen die lof en waardering verdienen en zij die dat niet verdienen? Ik probeer te begrijpen waarom Hertzberger zo gehecht is aan het maken van dit onderscheid. Is ze als hoogopgeleide witte vrouw bang enkele privileges te verliezen wanneer gemarginaliseerde groepen een kans geboden wordt volwaardig mee te draaien?
Voorgetrokken op basis van “irrelevante randverschijnselen”
Ook vraag ik mij af waarom specifiek dit beeld, dat niet het eerste beeld is die de gewone burger moet afbeelden, zo veel spanning bij haar oproept. Een mogelijk antwoord is omdat dit beeld een zwarte vrouw voorstelt. Hertzberger linkt het bestaan van dit kunstwerk aan een proces wat al langer aan de gang is, namelijk ‘overcompensatie’. Mensen met bijvoorbeeld een zwarte huidskleur zouden historisch zijn achtergesteld, en krijgen nu, voornamelijk in de culturele sector, volgens Hertzberger, “het voordeel van de twijfel”. Deze mensen worden dus voorgetrokken niet omdat zij kundig en bekwaam zouden zijn, maar louter op basis van “irrelevante randverschijnselen” zoals huidskleur, etniciteit, religie, sekse of gender-expressie.
Er is nog weinig veranderd in termen van diversiteit
Door deze “voordeel van de twijfel” gevalletjes zie je volgens Herzberger bijvoorbeeld wat meer zwarte en bruine personen in onderzoekscommissies, museumbesturen, als programmeurs en als juryleden van kunstprijzen. Het is opmerkelijk dat zij deze rollen verbindt aan “culturele machthebbers”. Zelfs in de breedte door heel het land heen beslaat een stijging van meer gemarginaliseerde personen op de voorgrond en in dergelijke hoge functies alsnog maar een minimaal deel van de culturele sector. Als je kijkt in de hoogte, wie de toplagen en topfuncties bekleden in deze sector dan is er weinig veranderd in termen van diversiteit. En helemaal als je buiten de culturele sector durft te kijken.
‘Overcompensatie’ in plaats van verdiensten
Ik mis bij Hertzberger het bewustzijn van de mogelijkheid dat door de maatschappelijke discussie omtrent diversiteit en inclusie, organisaties verder zijn gaan kijken dan hun gebruikelijke witte kringen, en zo minstens even-bekwame zwarte personen of vrouwen hebben gevonden. Omdat Hertzberger aan deze mogelijkheid niet eens een gedachte wijdt, lijkt haar argument te impliceren dat de aanwezigheid van gemarginaliseerde personen op de voorgrond of in zulke posities, een teken moet zijn van ‘overcompensatie’, in plaats van verdiensten. Want stel je voor dat een Marokkaan kundig kan zijn in hun vak, of een eigenzinnig waardevol perspectief kan toevoegen op basis van de unieke identiteit waaruit zij bestaan.
Als het zo onmogelijk voor je lijkt om kundigheid en bekwaamheid te verbinden aan mensen met een gemarginaliseerde identiteit (zoals huidskleur, etniciteit, etc.) dan snap ik wel waarom mensen je onder andere een racist noemen.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.